Hoogveenkern
De hoogveenkern is het 'hart' van een hoogveenlandschap. In een goed functionerende hoogveenkern is het altijd nat, ook in drogere periodes. Dat is essentieel voor het voortbestaan van het hoogveen. Een intacte hoogveenkern wordt gekenmerkt door de dominantie van veenmossen.
Bulten, slenken en poelen
Binnen een hoogveenkern zijn veenmosbulten, slenken, veenmostapijten en poelen te onderscheiden. Poelen bevatten open water, in slenken groeit Waterveenmos en bulten bestaan uit andere veenmossoorten. In vlakke delen van hoogvenen overheersen de slenken en natte veenmostapijten. De bulten liggen altijd boven het waterniveau, de slenken bevatten alleen in winter en voorjaar water en poelen bevatten altijd water. De variatie in vochtigheid wordt weerspiegeld in het voorkomen van planten- en diersoorten. De karakteristieke Turfloopkever bijvoorbeeld overwintert in de droge top van bulten en foerageert ’s zomers op en tussen het vochtige veenmos in de slenken.
De foto hiernaast geeft een goed beeld van het microrelief van bulten en slenken binnen een vlakke, natte hoogveenkern (hoogveen Kodaja op de grens van Letland en Estland).